Hieronder vindt u vier gedichten over oorlog van drie verschillende dichters.
Gedicht over oorlog van Frans Terken
Breekpunt 1914
Aan ruimte geen gebrek op
de slagvelden van weleer
wij sloopten de bomen toen al
geen huis geen boerenwoning meer stond
keken weg in geulen die de grond spleten
laag na laag geen dekking in de loopgraaf
hoe de loop van geweer en kanon
de loop van geschiedenis schreef
ogen aan de oppervlakte geraakt
als van een vliegeniersbril in prikkeldraad gevallen
leegte tussen kuilen hier en daar de hopen
niemandsland dat zich met chloorgas uitwreef
je sleept het geheugen in een tas
een buidel achter je aan maar de hoop
hoop, nee
hoogstens met gewonde hand gezaaid
Frans Terken 2014

Gedicht over oorlog van Willem Munters
Gaarkeuken 1944
Strak blauwe lucht
met hete gele zon
schijnt op mijn pan
ik zit en wacht
totdat de non in ’t zwart
mijn rij
naar binnen glijden laat
ik wacht en toon mijn bon
de keuken eet mij op
en spuugt me uit met kots
klef geel, met wit en groen
in grijs emaillen pannenblik
ik zoek de schaduw van een struik
strak blauwe lucht
met hete gele zon
De dood is grijsgroen, bewegingloos
en heeft twee laarzen aan
ik eet mijn hapje kots
voor ’t eerst van god en mens verlaten
Willem Munters 1990
Gedichten over oorlog van Robin Kerkhof
Oorlogsweduwe
Daar waar de zon door de as niet kan schijnen
verse ruïnes het landschap bepalen,
zoekt hij tussen de graven en het schreien,
naar het sprookje in de horrorverhalen.
Dus gaat hij naar ieder verscheurd gebied,
waar de oorlogskinderen hem bekoren,
en luistert hij naar hun treurig lied,
waarvan hij alleen de schoonheid wil horen.
Want in hem is de gedachte verankerd,
dat daar waar het bloed door de straten stroomt,
en door vuur de aarde is zwartgeblakerd,
hij de bloem zal vinden waarvan hij droomt.
Hij vindt zijn orchidee in de onrust,
maar zij smaakt bitter wanneer hij haar kust.
Zonder titel
Ik lees van Amsterdam naar Hengelo
en kijk naar wolkenlucht en polderland
en zie, een reiger bij de waterkant
schrikt op bij straaljagers die overvliegen.
Tanks rijden op kapotgeschoten wegen
volledig nat door miezerige regen.
Soldaten ploeteren door modderpoelen
en over lijken rottend langs het spoor.
De koude lucht is smerig grauw en goor.
Het treinstel waar ik zit, is echter warm.
Dan komt opeens de conducteur voorbij.
Ik leg voor hem dan toch mijn krant opzij.
Gerelateerd: