Hoe ’t begon

Auteur: Robin Kerkhof

Laatste klas van de lagere school. Het was de eerste les na het schoolkamp. De meester vroeg ons om over het kamp een stukje te schrijven of om een tekening te maken. De meeste leerlingen gingen tekenen. Alleen Michel en ik besloten om te schrijven.

Aan het eind van de les kregen wij de gelegenheid om onze stukjes voor te lezen. Michel begon. Wat hij had geschreven was een tamelijke droge opsomming van alle kampactiviteiten: zo laat stonden wij op, dit aten wij voor ontbijt, daarna deden wij dit, vervolgens deden wij dat etc. Om mij heen zag ik de andere leerlingen gapen of verveeld uit het raam staren. Nadat Michel alles had opgesomd, was het eindelijk mijn beurt.

Hoe ik mijn verhaal destijds precies had opgeschreven, weet ik niet meer, want het A4-tje met de tekst is in de loop der jaren verloren gegaan, maar het ging ongeveer als volgt:

“Het was tijd voor het kampvuur. Reinier, een magere jongen met donker krullend haar, wilde graag het vuur aanmaken. Hij zat op de scouting en daarom wist hij precies hoe je een kampvuur moest aanleggen.

Eerst ging hij het bos in om hout te sprokkelen. Dat koste hem driekwartier, want hij was zeer selectief. Niet alleen moest het hout droog zijn, maar hij had ook takken nodig van verschillende lengte.

Toen hij eindelijk terug was in het kamp, bouwde hij van de dunste takjes een kleine wigwam op de plek waar het kampvuur moest komen. Van de wat grotere takken bouwde hij daaroverheen een iets grotere wigwam. Zijn plan was om daaroverheen een zelfde soort constructie te bouwen van de grootste takken, maar intussen waren al twee uren voorbijgegaan. Ons geduld raakte op. Eén van mij klasgenoten, een gezette jongen met de naam Dennis, stond op en zei:
“Dit duurt mij GVD veel te lang. Ik zal dat vuurtje wel even fixen.”

Hij rende naar de bosrand en greep de grootste takken die hij daar zag liggen. Hij sleepte de takken terug naar het kamp en gooide ze pardoes op de fragiele wigwammetjes van Reinier. Deze protesteerde:
“Nee! Zo hoort ’t niet!”

Maar het was al te laat, want het volgende moment stak Dennis met zijn aansteker de boel in de fik. Zie daar, wij hadden een kampvuur.”

Nu ik als volwassene deze anekdote lees, kan hij niet meer dan een glimlach om mijn lippen toveren, maar ik herinner mij nog goed, dat mijn klasgenoten destijds krom lagen van het lachen. Dat was de eerste keer dat ik mij bewust werd van mijn talent als schrijver.


Gerelateerd:

Nieuwsbrief Poëzie verrijkt het leven