Hij of ik?

Achtergrond

Wat is het verschil tussen de hij-vorm en de ik-vorm? Om dit te onderzoeken heb ik twee teksten geschreven die vrijwel identiek zijn op het perspectief na. Wat betekent dit verschil voor de lezer?

Thomas

Auteur: Robin Kerkhof
Ondanks zijn warme regenjas bibbert zijn lichaam van de koude wind die over het veld waait. Gustav steekt een sigaret op. De hete rook verschroeit datgene wat nog van zijn longen over is, maar zijn botten blijven ijskoud.

Hij kijkt naar zijn elftal. De dertien- en veertienjarige knapen blijven warm door fanatiek met de ballen te spelen. Een van de jongens, Thomas, schopt zijn bal steeds omhoog en als het ronde object weer beneden komt, dan schopt hij hem weer de lucht in, zonder dat de bal de grond raakt. Hij is behoorlijk behendig in die hooghouden. Van het hele elftal is hij waarschijnlijk de beste voetballer. Misschien heeft Johan meer talent, maar hij is net als de andere jongens nog te speels om dit talent te tonen. Thomas is in ieder geval als enige linksbenig. Hij is de langste en op een of andere manier het meest volwassen. De andere jongens zien hem meer als een leider dan als een gelijke.

Gustav blaast op zijn fluitje. De jonge spelers verzamelen zich rondom hem. Zij springen van been op been om warm te blijven. Hij kijkt hen aan, maar vermijdt de blik van Thomas, want hij weet dat zijn helderblauwe ogen hem onrustig maken. Dan zegt hij met volume in zijn stem:
“Mannen, als wij vandaag winnen, dan maken wij nog een kans om kampioen te worden. Onze tegenstanders staan drie plaatsen onder ons, dus wij moeten makkelijk kunnen winnen. De opstelling is als volgt…”

Uit zijn jaszak pakt hij een verfrommeld vel papier. Hij leest hardop de namen van de jongens en hun plaats op het veld. Als hij de naam van Thomas noemt, bibbert zijn stem even. Hebben de jongens die gemerkt? Heeft Thomas dit gemerkt? Dan redt Robin hem uit de ongemakkelijke stilte:
“Waarom moet ik al weer op de bank zitten?”
“Misschien omdat je nog geen bal kunt raken.” zegt Gustav en de andere jongens lachen, behalve Thomas.

Thomas

Auteur: Robin Kerkhof
Ondanks mijn warme regenjas bibbert mijn lichaam van de koude wind die over het veld waait. Ik steek een sigaret op. De hete rook verschroeit datgene wat nog van mijn longen over is, maar mijn botten blijven ijskoud.

Ik kijk naar mijn elftal. De dertien- en veertienjarige knapen blijven warm door fanatiek met de ballen te spelen. Een van de jongens, Thomas, schopt zijn bal steeds omhoog en als het ronde object weer beneden komt, dan schopt hij hem weer de lucht in, zonder dat de bal de grond raakt. Hij is behoorlijk behendig in die hooghouden. Van het hele elftal is hij waarschijnlijk de beste voetballer. Misschien heeft Johan meer talent, maar hij is net als de andere jongens nog te speels om dit talent te tonen. Thomas is in ieder geval als enige linksbenig. Hij is de langste en op een of andere manier het meest volwassen. De andere jongens zien hem meer als een leider dan als een gelijke.

Ik blaas op mijn fluitje. De jonge spelers verzamelen zich rondom mij. Zij springen van been op been om warm te blijven. Ik kijk hen aan, maar vermijd de blik van Thomas, want ik weet dat zijn helderblauwe ogen mij onrustig maken. Dan zeg ik met volume in mijn stem:
“Mannen, als wij vandaag winnen, dan maken wij nog een kans om kampioen te worden. Onze tegenstanders staan drie plaatsen onder ons, dus wij moeten makkelijk kunnen winnen. De opstelling is als volgt…”

Uit mijn jaszak pak ik een verfrommeld vel papier. Ik lees hardop de namen van de jongens en hun plaats op het veld. Als ik de naam van Thomas noem, bibbert mijn stem even. Hebben de jongens die gemerkt? Heeft Thomas dit gemerkt? Dan redt Robin mij uit de ongemakkelijke stilte:
“Waarom moet ik al weer op de bank zitten?”
“Misschien omdat je nog geen bal kunt raken.” zeg ik en de andere jongens lachen, behalve Thomas.